Ogenblik & eeuwigheid / The instant & eternity – Joke J. Hermsen

Ogenblik & eeuwigheid / The instant & eternity – Joke J. Hermsen

Ogenblik & eeuwigheid / The instant & eternity

***

Robert Delaunay – Formes circulaires [1930 – Solomon R. Guggenheim Museum, New York Gift, Andrew Powie Fuller and Geraldine Spreckels Fuller Collection, 1999]

***

Ogenblik & eeuwigheid

Denken, vertellen en verbeelden zijn sinds mensenheugenis verbonden aan een reflectie over de tijd. De tijd kan hollen of kruipen, stromen of stokken, voorbijvliegen of tergend langzaam voorbijgaan, maar toch gebruiken we alleen de monotoon gestaag voorttikkende kloktijd om te kunnen zeggen hoe laat het is. De tijd ervaren en de tijd meten lijken twee verschillende dingen te zijn. Soms vloeien ze soepel in elkaar over, maar meestal staan ze haaks op elkaar of lijken ze zich zelfs niets van elkaar aan te trekken. Als we ons ergens heel goed op concentreren, lijkt de kloktijd stil te staan en komen we terecht in een andere ervaring van tijd, die ook wel ‘het ogenblik’ of ‘het momentum’ genoemd wordt.

Die ‘andere’ tijdservaring wordt door filosofen als Henri Bergson en Ernst Bloch verder uitgewerkt in het onderscheid dat zij maken tussen tijd hebben en tijd zijn. Het momentum of ‘juiste ogenblik van Kairos’ wordt als een ‘innerlijk ervaren tijd’ begrepen, waarin ook al onze indrukken, sensaties en ervaringen die we tijdens ons leven hebben opgedaan zijn samengenomen, zonder dat we ons deze bewust herinneren. Het is als het ware een vlak onder ons bewustzijn sluimerende tijd, die we alleen kunnen ervaren als we tot rust komen door naar muziek te luisteren, een boek te lezen of naar kunst te kijken. Als we op belangeloze wijze naar de verschillende kunstwerken in deze tentoonstelling kijken, komt Kairos algauw om het hoekje gluren om ons ‘op het geschikte moment’ een nieuw inzicht of vergeten herinnering te schenken. Het momentum wordt daarom ook vaak verbonden aan de gedachte van nataliteit: het opnieuw kunnen beginnen of ‘geboren’ worden. Omdat wij mensen talige en denkende wezens zijn, die met behulp van onze verbeeldingskracht over onszelf én over de tijd kunnen nadenken, ontstaat er een zekere afstand of ruimte van waaruit we kunnen proberen ons iets nieuws voor te stellen: een nieuw gezichtspunt, een nieuwe interpretatie.

Schrijven is bovenal een verhouding zoeken tot de tijd, want schrijven is naast het vertellen van een verhaal een aandachtig luisteren naar ritmes en patronen. Schrijven is luisteren naar de cadans van de zinnen
en de dynamiek tussen scènes, die soms moet worden opgedreven en dan weer eindeloos moet worden vertraagd, om zo het vreemde en zelden regelmatig kloppende ritme van het leven in een scene te kunnen vangen. Dat geldt niet alleen voor de literatuur, maar voor alle vormen van kunst: we zijn ieder op onze eigen manier ‘op zoek naar de verloren tijd’, een tijd, die niet zozeer tikt als wel stroomt en daarbinnen een ononderbroken flux van herinneringen, sensaties, gedachtes en beelden aan het licht brengt.

We spreken van een momentum, als ons iets onthuld of blootgelegd wordt: een inzicht, visie of klank, die we nog nooit eerder precies zo hoorden of voor ons zagen. Schrijvers, kunstenaars en musici spelen in hun werk voortdurend met de dubbelzinnige dynamiek van de tijd: metrum en timing, maat en pauze, lineaire patronen en circulaire interventies wisselen elkaar af of worden in een nieuwe verhouding ten opzichte van elkaar geplaatst. Vertellen, in woord, melodie of beeld, is ook een ademen, soms luid galopperend op het ritme van de spanning tussen zinnen, lijnen of vlakken, dan weer uiterst traag, als om de adem even vast te houden, en die stilstand vervolgens te verzilveren. Iets nieuws maken in woord, beeld of klank betekent daarom voor veel dichters en kunstenaars de spot kunnen drijven met de klok, zoals W.H. Auden schreef: ‘All our intuitions mock / the formal logic of the clock’.

Het lijkt hier ook wel om het verschil tussen een ruimtelijke, want lineaire benadering van tijd – de chronologische kloktijd – en de tijdelijke benadering van tijd – de tijd als momentum of als flux – te gaan, waaraan de antieke Griekse filosofie twee verschillende namen gaven: Chronos en Kairos. De chronologische tijd, die de gebeurtenissen achter elkaar op een horizontale lijn rangschikt, wordt sinds de oudheid afgebeeld als Chronos, een oude man, met een lange baard en een zandloper in de ene hand en een zeis in de andere, want het gaat hier om de tijd die ons aan de eindigheid en vergankelijkheid herinnert. Het andere gezicht van de tijd wordt Kairos of ‘de god van het geschikte moment’ genoemd;
hij was in de Griekse mythologie de kleinzoon van Chronos, die als een verticale as van de tijd in de ‘loop der dingen’ ingrijpt, dus wat vastzit los wrikt en aan het stromen brengt en daarom door Plato als de tijd van de creativiteit en de verandering werd gezien. Kairos wordt als een jonge, gespierde en dubbel gevleugelde god van de tijd afgebeeld, met een weegschaal in zijn hand, want het gaat hier om de tijd die vleugels geeft aan het denken, nadat we het juiste moment voor het plegen van de juiste interventie aandachtig gewikt en gewogen hebben. Het wordt ook wel de ware ‘tussentijd’ genoemd, waarin het tikken van de klok er niet meer toe doet. Of, zoals William Faulkner schreef: ‘Pas als de klokken zwijgen, komt de ware tijd tot leven.’

Kunst, of dit nu het zien, maken, horen of lezen van kunst is, voert ons als het ware die kairotische tussentijd binnen, door onze blik van de klok weg te draaien en ontvankelijk te maken voor een andere, meer dynamische, subjectief ervaren en aandachtsvolle tijd. Reeds in de oudheid werd de rol van Kairos door de Griekse beeldhouwer Polykleitos als doorslaggevend voor het welslagen van het kunstwerk omschreven: ‘In elk kunstwerk wordt de schoonheid voltrokken door de juiste maat en het juiste momentum van Kairos; hij alleen weet daarom voor de juiste harmonie te zorgen.’ Met andere woorden: waar Chronos vooral de hoeveelheid tijd bepaalt die we nog hebben en door zijn zandloper gemeten wordt, schenkt Kairos ons het kwalitatieve momentum waarop we zelf tijd zijn en vanuit die verinnerlijking tot nieuwe inzichten of ideeën kunnen komen.

Alles wat onze blik van ‘hebben’ naar ‘zijn’ weet om te buigen, kan die ervaring van ‘zelf tijd zijn’ ontsluiten: aandachtig kijken, dagdromen, mijmeren, wandelen, mediteren, maar dus ook: voor een kunstwerk in gedachten verzonken raken. Het doet denken aan wat Virginia Woolf in The Waves omschreef als ‘het met één slag teniet doen van het tikken van de klok des tijds’. De golven van de zee doen het tikken van de klok vervagen, de verschillende stemmen in de roman dompelen zich onder in het magma van hun herinneringen, de beelden van het landschap en hun onderlinge gedachten en gesprekken vloeien in elkaar over; zo lukt het Woolf om het momentum, dat enige ‘wezenlijke moment’ wat er toe doet, op papier te krijgen. ‘Wie waren we? Wij waren gedurende een ogenblik gedoofd, uitgegaan als vonken in verbrand papier, en het zwartend donker raasde. Wij gingen aan de kloktijd, aan de geschiedenis voorbij.’

Rust, aandacht en reflectie zijn voorwaarden om zo’n vonkend moment aan te lichten, maar ook de literatuur, muziek en de kunst weten deze, als het goed is, aan te reiken. Het zijn de heterogene, kwalitatieve momenten van ons leven, waarin zowel het verleden opklinkt als ook het toekomstige dat nog niet gebeurd is, maar al wel wordt aangekondigd. Het is geen lineaire, maar veeleer een circulaire tijd; een tijd die als het ware lussen legt in de tijd, door het verleden op te nemen in een nog onbepaalde toekomst, waaruit het novum, het nieuwe werk, de nieuwe klank, ontstaat. Daarom kunnen we ook niet zonder verhalen, verbeelding of de kunst. Kunst is geen hobby, amusement of tijdverdrijf, maar datgene wat ons op de weegschaal van Kairos in balans of evenwicht houdt.

Luisteren, lezen of naar een kunstwerk kijken doet ons opgaan in het momentum, waarop niet alleen onze verbeelding wordt geprikkeld en onze gedachtehorizon wordt verbreed, maar we ook – voor de onbepaalde ‘duur’ van dat ogenblik – onze persoonlijke, chronologische ‘deadline’ vergeten wordt en we aldus van het besef van een zeker en onontkoombaar einde – de zeis van Chronos – en de angst en onzekerheid die dit teweegbrengt – worden bevrijd. En ja, dat geeft lucht aan onze ziel en troost aan onze melancholie, waardoor we onze armen weer durven uit te strekken naar datgene wat we nog niet eerder gedacht, geschreven of gecomponeerd hebben; het doet de hoop op het nieuwe, het levenslustige in ons opvlammen.

We zouden het ten slotte ook zo kunnen zeggen: tijdens Kairos’ momentum worden verleden, heden en toekomst als het ware samengebald tot de volheid van een visionair ogenblik, dat in de filosofie ook wel de utopische of aanvangende tijd genoemd wordt, de tijd die nieuwe mogelijkheden voor ons vrij legt. Het is een tijd zonder wijzers, want opwellend vanuit een andere ritmiek van het leven. Als we goed kijken, zien we reeds een glimp van het nieuwe begin als een vuurpijl aan de donkere hemel oplichten; we ervaren de wereld dan niet volgens de klok, maar sub specie aeternitatis – in het licht der eeuwigheid. ‘Pluk de eeuwigheid in het ogenblik,’ schreef de filosoof Ernst Bloch daarom als motivatie voor ons menselijk vermogen tot creativiteit. Tijdens dat mysterieuze momentum wordt het voortrazen van de tijd voor even onderbroken, de waan van de dag overstegen, en treedt er een waarachtiger ritme van de tijd naar voren, die de vervreemding ten opzichte van ons zelf en de anderen weet om te zetten in inspiratie en verbondenheid. Het momentum vertegenwoordigt kortom al die bevlogen ogenblikken van schoonheid, inzicht en troost die het leven bijzonder én draaglijk maken. Of, zoals de Poolse dichteres Wisłava
Szymborska in het gedicht Het moment schreef:

Alles is even op zijn plaats, in voorbeeldige harmonie.
(…)
Zover het oog reikt heerst hier het moment.
Een van die aardse momenten
die men vraagt: ga niet voorbij.

*

The instant & eternity

Thinking, narrating and imagining have historically been linked to a reflection on time. Time can race or crawl, flow or freeze, fly by or creep agonisingly along – and yet we rely solely on the steady monotone ticking of the clock to keep track of the hour. Experiencing time and measuring time would seem to be two different things. While they flow smoothly into one another at times, they are usually diametrically opposed or seem in fact to be completely unrelated. When we focus very closely on something, time (as measured by the clock) seems to stand still and we find ourselves immersed in a different experience of time, one that is known as ‘the instant’ or ‘the momentum’.

Philosophers such as Henri Bergson and Ernst Bloch have described this ‘other’ temporal experience in greater detail by creating a distinction between having time and being time. The momentum or ‘the right moment of Kairos’ is taken to mean an ‘internal experience of time’ in which all the impressions, sensations and experiences we amass during our lives are brought together without us remembering them on a conscious level. It is as if a dormant time slumbers just beneath our consciousness, a time that can only be experienced when we are at rest listening to music, reading a book or looking at art. If we discard for a moment our own interests and examine the various works of art in this exhibition, Kairos quickly emerges and can grace us ‘at the opportune moment’ with a new insight or forgotten memory. For this reason, momentum is often associated with the concept of natality: being able to start anew or being ‘born’ in the figurative sense. Because we humans are geared to thought and language, and use our imaginations to ponder both our respective selves and time, a certain distance or space emerges from whence we can attempt to imagine something new: a fresh perspective or new interpretation.

More than anything, writing means trying to strike a balance with time, because in addition to telling a story, writing is listening attentively to rhythms and patterns. Writing is observing the cadence of the sentences and the dynamic between scenes, which must sometimes be sped up and then infinitely slowed down in order to capture the strange and oft irregular beat of life’s rhythm in a particular scene. This applies not only to literature, but to all forms of art: each of us is, in our own way, ‘in search of lost time’ – a time that doesn’t so much tick as flow past – and that reveals an uninterrupted flux of memories, sensations, thoughts and images within itself.

We speak of a momentum when something is revealed or exposed: an insight, vision or sound that we have never before heard or seen in precisely this way. In their work, writers, artists and musicians toy constantly with the ambiguous dynamic of time: metre and timing, beat and rest, linear patterns and circular interventions follow one another in alternate succession or are arranged around one another to form new relationships. Telling a story, whether in word, melody or image, is like breathing. One moment it gallops loudly to the rhythm of the tension between sentences, lines or planes, and the next it is again incredibly slow, like a caught breath that holds for a moment and then releases to fulfil the promise of that silence. For many poets and artists, creating something new in words, imagery or sound therefore entails being able to flout the clock, as W.H. Auden wrote: “All our intuitions mock / the formal logic of the clock”.

This also appears to touch on the difference between a spatial, i.e. linear, approach to time – the chronological clock-time – and the ephemeral approach to time – time as momentum or period of flux.

Ancient Greek philosophy had two different names for these phenomena: Chronos and Kairos. Since ancient times, chronological time – in which events are arranged along a horizontal axis, as it were – has been depicted as Chronos, an old man with a long beard holding an hourglass in one hand and a scythe in the other, as he represents the kind of time that reminds us of transience and mortality. The other face of time became Kairos or ‘the god of the opportune moment’. In Greek mythology, he was the grandson of Chronos who cleaves through the course of events like a vertical axis, severing what is fixed and creating flow, which is why Plato considered him the guise of time corresponding to creativity and change. Kairos is depicted as a young, muscular and double-winged god of that era, with a set of scales in his hand – appropriate since his is the time that allows thought to take flight, after we have carefully weighed and considered the right moment for taking the proper action. This is also referred to as the true ‘meantime’, the in-between time when the ticking of the clock becomes meaningless. Or, as William Faulkner put it: “Only when the clock stops does time come to life.”

Art, whether we are seeing, making, hearing or reading art, carries us into the in-between time of Kairos by drawing our gaze away from the clock and making us receptive to a different, more dynamic and subjective form of experience and more mindful time. In antiquity, the Greek sculptor Polykleitos felt that Kairos played a decisive role in whether an artwork would succeed. He wrote: “In every work of art, beauty is made complete by the proper proportion and the proper momentum of Kairos; therefore only he can ensure the proper harmony.” In other words: whereas Chronos determines the quantity of time we have, as measured by his hourglass, Kairos grants us the qualitative momentum in which we ourselves are time and are able to arrive at new insights or ideas based on that internalisation.

Anything that has the power to transform our perspective from having to being is capable of unlocking the experience of ‘oneself as time’: daydreaming, reflection, walking or meditating, but also becoming lost in one’s own thoughts while standing in front of an artwork. It is reminiscent of what Virginia Woolf described in The Waves as “abolish[ing] the ticking of time’s clock with one blow.” The ocean’s waves drown out the ticking of the clock, the myriad voices in the novel immerse themselves in the magma of their memories, the images of the landscape and their individual thoughts and conversations merge into one another; in this way, Woolf succeeds in putting the momentum – the only ‘true moment’ that matters – to paper. “And who were we? We were extinguished for a moment, went out like sparks in burnt paper, and the blackness roared. Past time, past history we went.”

Calm, attention and reflection are vital if we are to ignite the spark of such a moment – yet literature, music and art can provide such ignition as well. These are the heterogeneous, qualitative moments of our lives, which resound with the echoes of both the past and a future that has not yet come to be but is already being announced. This time is not linear but circular: a time that fashions temporal loops by including the past in an as-yet indeterminate future, from which the novum – the new work or sound – emerges. Which also explains why stories, imagination and art are so indispensible. Art is not a hobby, amusement or means of passing the time; rather, it is the thing that holds us in balance on Kairos’ scales.

Listening, reading or looking at an artwork enables us to be swept away in the momentum, which not only piques our imagination and broadens the horizon of our thinking, but also – for the indefinite duration of that instant – allows us to forget our personal, chronological ‘deadlines’ and frees us from the realisation of a certain and inevitable end – Chronos’ scythe – and the fear and uncertainty that accompany this notion. And yes, this offers a balm to our souls and lightens our melancholy, so that we once more dare to extend our arms towards that which we have not yet thought, written or composed; it ignites our inner hope for newness and lust for life.

We could, after all, just as easily say that during the Kairos momentum, past, present and future are moulded together into the fullness of a visionary instant – the instant referred to in philosophy as utopian or primordial time, the time that clears our way to new possibilities. It is a time without clock-hands, because it flows out of a different rhythmic pattern of living. If we look closely, we can make out a glimpse of the new beginning, bright as a rocket against the night sky; in that instant, we experience the world not according to the clock but sub specie aeternitatis – in the light of eternity. To that end, to encourage our human capacity for creativity, the philosopher Ernst Bloch urged us to “seize eternity in
the moment”. During that mysterious momentum, time’s hasty onward march is interrupted for a moment, the madness of the day is transcended and a more authentic rhythm of time emerges, one that manages to transform our alienation from ourselves and others into inspiration and a sense of connection. In short, the momentum represents all the passionate instants of beauty, insight and comfort that make life both remarkable and bearable. Or, as Polish poet Wisłava Szymborska wrote in her poem Moment:

Everything’s in its place and in polite agreement.
(…)
This moment reigns as far as the eye can reach.
One of those earthly moments
invited to linger.

***

Joke J. Hermsen

_________________

Joke J. Hermsen (1961) is filosoof en auteur van romans als Rivieren keren nooit terug en Blindgangers. Daarnaast schreef ze onder andere de bekroonde en succesvolle essaybundels Stil de tijd, Kairos en Het tij keren. Voor de Maand van de Filosofie schreef Joke in 2017 het essay Melancholie van de onrust.

Joke J. Hermsen (1961) is a philosopher and the author of novels including Rivieren keren nooit terug and Blindgangers. Her other works include the acclaimed and successful essay collections Stil de tijd, Kairos and Het tij keren. Joke wrote the essay Melancholie van de onrust for the national Philosophy Month in 2017.


About Author